-
1 de vlag uitsteken
de vlag uitsteken -
2 de vlag uitsteken
de vlag uitstekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vlag uitsteken
-
3 de vlag uitsteken
-
4 vlag
♦voorbeelden:de nationale vlag • le drapeau national〈 figuurlijk〉 onder valse vlag varen • se faire passer pour qn. d'autrede witte vlag tonen • montrer le drapeau blanc〈 figuurlijk〉 de vlag voor iemand (moeten) strijken • (devoir) baisser pavillon devant qn.de vlag uitsteken • pavoiser (pour une fête)de vlag in top voeren • hisser un pavillon à bloc〈 figuurlijk〉 welke vlag voert hij? • quelle est sa couleur?vlag halfstok • drapeau en bernevlag in top • pavillon hautdat staat als een vlag op een modderschuit • ça (lui) va comme un tablier à une vache -
5 uitsteken
2 [reiken, komen] stand out♦voorbeelden:2 de toren steekt boven de huizen uit • the tower rises (high) above the houses/dominates the housesII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [uitstrekken] reach/stretch out3 [stekend verwijderen] cut out♦voorbeelden:1 zijn hand uitsteken • hold out/extend one's handde vlag uitsteken • put out the flag -
6 flag
n. vlag; vloertegel; iris; (in computers) vlaggetje, een geheugen vak dat booleaanse informatie bevat; veertjes aan een kippenpootje--------v. bevlaggen; seinen (met vlaggen), doen stoppen; bevloeren, beleggen (met vloerstenen), mat hangen, verslappen, verflauwen, kwijnenflag1[ flæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 lis(achtige) ⇒ lisbloem, lisdodde♦voorbeelden:1 〈 scheepvaart〉 flag of convenience • goedkope vlag 〈die financiële voordelen biedt; voornamelijk van Panama, Liberia〉flag of truce • witte vlagput the flag out • de vlag uitsteken, iets vierenunder the flag (of) • onder de heerschappij/voogdij (van)————————flag2I 〈onovergankelijk werkwoord; flagged〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met vlaggen versieren/markeren2 doen stoppen (met zwaaibewegingen) ⇒ aanhouden, aanroepen♦voorbeelden:flag down a train • een trein doen stoppen (door te zwaaien) -
7 hang out
n. verblijf (Slang); plaats waar iemand vaak komthang out♦voorbeelden:1 where were you hanging out? • waar heb jij uitgehangen?II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 pavoiser
pavoiser [paavwaazee]2 de vlag uitsteken ⇒ opgetogen zijn, blij zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met vlaggen versieren ⇒ bevlaggen, pavoiseren -
9 flaggen
-
10 вывешивать флаг
vgener. de vlag uitsteken, vlaggen -
11 hang the flags out
-
12 put the flag out
de vlag uitsteken, iets vieren -
13 вывешивать флаг
vgener. de vlag uitsteken, vlaggen -
14 vlaggen
-
15 arborer
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский